Details
ObjectnummerFLM-87-398
TitelHooiwagen van hout
Vervaardigeronbekend
BeschrijvingHooiwagen van hout en metaal. De laadruimte bestaat uit een bak, gevormd door de bodemplank, de boorden en het voor- en achterschot. Deze schotten zijn schuin naar buiten toe geplaatst en verstevigd met klampen.De achterschamel draagt aan de bovenzijde de bak van de wagen,aan de onderzijde is de achteras bevestigd. . Onder de voorschamel is de vooras bevestigd.De bovenlangwagen of langboom is de verbinding tussen de voor- en achterschamel, waarin een vernuftige constructie is verwerkt, waardoor de vooras kan draaien.
In Friesland gebruikte men meestal wagens met een langboom uit twee stukken die draaibaar verbonden waren.
Reed men met twee paarden, dan stuurde de voerman met de kromme dissel, reed men met één paard, dan liep het paard tussen de burrie, ook wel bomen of lemoen genoemd.
De achterwielen zijn iets groter dan de voorwielen, de bodem van de bak loopt iets naar voren af.
De constructie van het onderstel gelijk aan die van het Hollandse type, met de zgn. gebroken langboom en het draai-
punt achter de voorschamel.
Door het inzetten van een langboom of langhout van verschillende lengte kan de wagen naar believen langer of korter worden gemaakt, resp. voor het gebruik als oogstwagen of als mestwagen.
Kenmerkend voor de Friese wagen is zijn dissel. Deze is langer dan de „Hollandse'' en bestaat in zijn een-
voudigste vorm uit een rechte balk van ongeveer 120 cm met aan het eind een haak. In het Zuiden van de provincie Friesland, de grensgebieden met Drenthe, Overijssel en Groningen, komt deze vorm voor. Meer naar het centrum en in het Noorden van de provincie vinden wij de „zwanenhals" aan het eind van de dissel, die bovendien nog is voorzien van een houten klos of ijzeren handvat voor steun voor de voet.
De bevestiging van de zweng of „syl" geschiedt of met een haak, of met de zgn. „keat", dat is een langwerpig oog, dat
aan de syl is bevestigd en door een gleuf in de dissel wordt gestoken, waarna er een houten of ijzeren pen voor wordt gestoken
De Friese wagen is typisch een wagen voor het veehouderijbedrijf, d.w.z. klein en laag . De voerman zit zo laag, dat hij zonder enige moeite op en van zijn wagen kan springen. Dat is ook nodig, want de enige
manier om de wagen te remmen is, deze lopende voor de wagen met het lichaam tegen te houden. Voor in de wagen bevindt zich het zitbankje of -kist met deksel .
De vier wielen zijn houten spaakwielen, oranje-roze geschilderd, met een houten velg en ijzeren band. Op de achteras staat: ANNO 1870 . De kleuren van de wagen zijn overwegend groen en grijs. Hooiwagens gebruikte men voor vervoer van landbouwprodukten en soms personen. Ook de standaard kleur van de wagen is streek afhankelijk.(mond. mededeling Hessel Bouma)
In Friesland gebruikte men meestal wagens met een langboom uit twee stukken die draaibaar verbonden waren.
Reed men met twee paarden, dan stuurde de voerman met de kromme dissel, reed men met één paard, dan liep het paard tussen de burrie, ook wel bomen of lemoen genoemd.
De achterwielen zijn iets groter dan de voorwielen, de bodem van de bak loopt iets naar voren af.
De constructie van het onderstel gelijk aan die van het Hollandse type, met de zgn. gebroken langboom en het draai-
punt achter de voorschamel.
Door het inzetten van een langboom of langhout van verschillende lengte kan de wagen naar believen langer of korter worden gemaakt, resp. voor het gebruik als oogstwagen of als mestwagen.
Kenmerkend voor de Friese wagen is zijn dissel. Deze is langer dan de „Hollandse'' en bestaat in zijn een-
voudigste vorm uit een rechte balk van ongeveer 120 cm met aan het eind een haak. In het Zuiden van de provincie Friesland, de grensgebieden met Drenthe, Overijssel en Groningen, komt deze vorm voor. Meer naar het centrum en in het Noorden van de provincie vinden wij de „zwanenhals" aan het eind van de dissel, die bovendien nog is voorzien van een houten klos of ijzeren handvat voor steun voor de voet.
De bevestiging van de zweng of „syl" geschiedt of met een haak, of met de zgn. „keat", dat is een langwerpig oog, dat
aan de syl is bevestigd en door een gleuf in de dissel wordt gestoken, waarna er een houten of ijzeren pen voor wordt gestoken
De Friese wagen is typisch een wagen voor het veehouderijbedrijf, d.w.z. klein en laag . De voerman zit zo laag, dat hij zonder enige moeite op en van zijn wagen kan springen. Dat is ook nodig, want de enige
manier om de wagen te remmen is, deze lopende voor de wagen met het lichaam tegen te houden. Voor in de wagen bevindt zich het zitbankje of -kist met deksel .
De vier wielen zijn houten spaakwielen, oranje-roze geschilderd, met een houten velg en ijzeren band. Op de achteras staat: ANNO 1870 . De kleuren van de wagen zijn overwegend groen en grijs. Hooiwagens gebruikte men voor vervoer van landbouwprodukten en soms personen. Ook de standaard kleur van de wagen is streek afhankelijk.(mond. mededeling Hessel Bouma)
Objectnaamhooiwagen
Objectcategoriehandgereedschappen
Materiaalhout
Formaat
hoogte: 213.0 cm
breedte: 160.0 cm
diepte: 370.0 cm
breedte: 160.0 cm
diepte: 370.0 cm