Details
ObjectnummerFLM-25-0070
Titelmodellen van landbouwwerktuigen.
Beschrijvingmodel van aardappellichter, MHL0210
Dit model maakt deel uit van een serie van 22 modellen, FLM-25-0061 t/m FLM-25-0084
Aan het einde van de 18e eeuw werden in het buitenland modellen van landbouwwerktuigen gemaakt. Er kwamen daar in het begin van de 19e eeuw landbouwscholen. Aan deze scholen waren grote landbouwbedrijven verbonden, waar proefnemingen werden gedaan met nieuwe werktuigen. In de werkplaatsen van de scholen begon men modellen van deze werktuigen te maken, die bij het onderwijs werden gebruikt.
De Duitser A. Thaer (1752 - 1828) begon zo’n landbouwschool in Möglin bij Berlijn. Hij introduceerde Engelse landbouwmethoden in Duitsland en maakte door zijn publicaties op het gebied van de Engelse landbouwwerktuigen al spoedig in heel Europa naam in de kringen van de intellectuele grootgrondbezitters. Herhaaldelijk kreeg hij verzoeken van buitenlandse landeigenaren om hen exemplaren van de nieuwe werktuigen te leveren. De hoge productie- en vervoerskosten maakten dit echter in vele gevallen onmogelijk. Hij liet daarom voor zijn opdrachtgevers exacte schaalmodellen van de bestelde werktuigen maken. Aan de hand van deze modellen konden lokale ambachtslieden dan de werktuigen, ook als zij deze nooit eerder hadden gezien, in het groot namaken. Dat was nuttig om dat de constructeurs veelal geen technische tekeningen konden lezen. De modellen bleken een uitstekend middel te zijn om het voorstellingsvermogen van de ambachtslieden te hulp te komen. De vraag naar deze modellen werd dan ook buiten de Duitse staten erg groot.
Een van de grootste producenten van modellen was de ‘Ackergerätefabrik’ van de landbouwschool ‘Hohenheim’ bij Stuttgart, die van 1819 - 1904 heeft bestaan. Deze fabriek legde zich vooral toe op het maken van ploegmodellen, waarvan er nu nog 450 verschillende typen afkomstig uit verschillende landen op het nog steeds bestaande ‘Hohenheim’ worden bewaard.
Een aantal modellen van Thaer en Hohenheim werden omstreeks 1810 aangekocht door de commissaris tot de zaken van den Landbouw Jan Kops (1765 - 1849) om te worden tentoongesteld in het Kabinet van Landbouwwerktuigen, dat op zijn initiatief in 1810 te Amsterdam werd geopend. Dit Kabinet was een technisch museum, waarin naast modellen ook landbouwwerktuigen op ware grootte uit binnen- en buitenland werden samengebracht. Het doel van het museum was om boeren en ambachtslieden op de hoogte te brengen van de nieuwste ontwikkelingen op landbouwwerktuigengebied. Nadat in 1815 bij de universiteiten van Groningen, Leiden en Utrecht leerstoelen in de landhuishoudkunde werden ingesteld, werd dit Kabinet naar Utrecht overgebracht om naast de oorspronkelijke doelstelling ook dienst te kunnen doen bij het academisch landbouwonderwijs. In Groningen en Leiden kwamen later eveneens dergelijke Kabinetten.
Na de oprichting (1876) van de Rijkslandbouwschool, nu de Landbouwuniversiteit te Wageningen, besloot de minister van Binnenlandse zaken, de voorwerpen van de drie Kabinetten samen te voegen en naar Wageningen over te brengen. Veel werktuigen verkeerden wegens gebrek aan onderhoud in slechte staat en het transport per schip veroorzaakte veel schade, zodat de collectie in de loop der jaren steeds kleiner werd. Oorlogshandelingen nabij Wageningen tijdens de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten opnieuw grote verliezen.
Het mag dan ook een wonder heten dat de 22 modellen bewaard zijn gebleven. Na de oprichting van het Museum Historische Landbouwtechniek (MHL) in 1977 kreeg de collectie daar onderdak. Na sluiting van dat museum in 2004 kwam de 200 jaar oude collectie van Thaer en Hohenheim in opslag en is nu na definitieve liquidatie van het MHL overgedragen aan het Fries Landbouwmuseum en wordt nu permanent tentoongesteld. (Een andere modellencollectie, die gemaakt is door Van Brakel van den Eng, is opgesteld in museum Wageningen.)
Wettelijke beschermd.
De modellen mogen het land niet uit. De cultuurhistorische en wetenschappelijke waarde van de 19e -eeuwse modellencollectie is op 22 februari 1995 door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen officieel erkend, door vermelding op de lijst van beschermde voorwerpen behorende bij de Wet tot behoud van cultuurbezit van 1 februari 1984 (stb. 49). Deze wet wil tegengaan dat voorwerpen en verzamelingen die van zodanige cultuurhistorische en wetenschappelijke betekenis zijn, dat zij voor het cultuurbezit in Nederland dienen te worden behouden, het land verlaten.
Dit model maakt deel uit van een serie van 22 modellen, FLM-25-0061 t/m FLM-25-0084
Aan het einde van de 18e eeuw werden in het buitenland modellen van landbouwwerktuigen gemaakt. Er kwamen daar in het begin van de 19e eeuw landbouwscholen. Aan deze scholen waren grote landbouwbedrijven verbonden, waar proefnemingen werden gedaan met nieuwe werktuigen. In de werkplaatsen van de scholen begon men modellen van deze werktuigen te maken, die bij het onderwijs werden gebruikt.
De Duitser A. Thaer (1752 - 1828) begon zo’n landbouwschool in Möglin bij Berlijn. Hij introduceerde Engelse landbouwmethoden in Duitsland en maakte door zijn publicaties op het gebied van de Engelse landbouwwerktuigen al spoedig in heel Europa naam in de kringen van de intellectuele grootgrondbezitters. Herhaaldelijk kreeg hij verzoeken van buitenlandse landeigenaren om hen exemplaren van de nieuwe werktuigen te leveren. De hoge productie- en vervoerskosten maakten dit echter in vele gevallen onmogelijk. Hij liet daarom voor zijn opdrachtgevers exacte schaalmodellen van de bestelde werktuigen maken. Aan de hand van deze modellen konden lokale ambachtslieden dan de werktuigen, ook als zij deze nooit eerder hadden gezien, in het groot namaken. Dat was nuttig om dat de constructeurs veelal geen technische tekeningen konden lezen. De modellen bleken een uitstekend middel te zijn om het voorstellingsvermogen van de ambachtslieden te hulp te komen. De vraag naar deze modellen werd dan ook buiten de Duitse staten erg groot.
Een van de grootste producenten van modellen was de ‘Ackergerätefabrik’ van de landbouwschool ‘Hohenheim’ bij Stuttgart, die van 1819 - 1904 heeft bestaan. Deze fabriek legde zich vooral toe op het maken van ploegmodellen, waarvan er nu nog 450 verschillende typen afkomstig uit verschillende landen op het nog steeds bestaande ‘Hohenheim’ worden bewaard.
Een aantal modellen van Thaer en Hohenheim werden omstreeks 1810 aangekocht door de commissaris tot de zaken van den Landbouw Jan Kops (1765 - 1849) om te worden tentoongesteld in het Kabinet van Landbouwwerktuigen, dat op zijn initiatief in 1810 te Amsterdam werd geopend. Dit Kabinet was een technisch museum, waarin naast modellen ook landbouwwerktuigen op ware grootte uit binnen- en buitenland werden samengebracht. Het doel van het museum was om boeren en ambachtslieden op de hoogte te brengen van de nieuwste ontwikkelingen op landbouwwerktuigengebied. Nadat in 1815 bij de universiteiten van Groningen, Leiden en Utrecht leerstoelen in de landhuishoudkunde werden ingesteld, werd dit Kabinet naar Utrecht overgebracht om naast de oorspronkelijke doelstelling ook dienst te kunnen doen bij het academisch landbouwonderwijs. In Groningen en Leiden kwamen later eveneens dergelijke Kabinetten.
Na de oprichting (1876) van de Rijkslandbouwschool, nu de Landbouwuniversiteit te Wageningen, besloot de minister van Binnenlandse zaken, de voorwerpen van de drie Kabinetten samen te voegen en naar Wageningen over te brengen. Veel werktuigen verkeerden wegens gebrek aan onderhoud in slechte staat en het transport per schip veroorzaakte veel schade, zodat de collectie in de loop der jaren steeds kleiner werd. Oorlogshandelingen nabij Wageningen tijdens de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten opnieuw grote verliezen.
Het mag dan ook een wonder heten dat de 22 modellen bewaard zijn gebleven. Na de oprichting van het Museum Historische Landbouwtechniek (MHL) in 1977 kreeg de collectie daar onderdak. Na sluiting van dat museum in 2004 kwam de 200 jaar oude collectie van Thaer en Hohenheim in opslag en is nu na definitieve liquidatie van het MHL overgedragen aan het Fries Landbouwmuseum en wordt nu permanent tentoongesteld. (Een andere modellencollectie, die gemaakt is door Van Brakel van den Eng, is opgesteld in museum Wageningen.)
Wettelijke beschermd.
De modellen mogen het land niet uit. De cultuurhistorische en wetenschappelijke waarde van de 19e -eeuwse modellencollectie is op 22 februari 1995 door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen officieel erkend, door vermelding op de lijst van beschermde voorwerpen behorende bij de Wet tot behoud van cultuurbezit van 1 februari 1984 (stb. 49). Deze wet wil tegengaan dat voorwerpen en verzamelingen die van zodanige cultuurhistorische en wetenschappelijke betekenis zijn, dat zij voor het cultuurbezit in Nederland dienen te worden behouden, het land verlaten.
Objectnaamaardappellichter
Objectcategoriemodellen