Details
Inhoud
Verantwoording
Inleiding
Doel van dit boek
Indeling en opzet
Historie van het Friese paard
Ontstaan en domesticatie
Gebruik en rol van de overheid
23. Gebruik nu en in de toekomst
2.4. Omvang en verloop van de omvang van de populatie
2.5. Geografische spreiding en fokgebieden
Het fokdoel
Inleiding in de genetica
Begrippen
Geslachtelijke voortplanting
Kleurvererving bij paarden
Kwantitatieve eigenschappen
Correlatie en regressie
Middelen om de doelen te bereiken
Fokwaarde
5.2. Selectie
Fokwaarde
Fokkerijmaatregelen en fokmethoden
Het belang van registratie
Erfelijke gebreken
Het fokken in de praktijk
Fokwaarde-indikatie
Lineair scoren
Fokwaarde voor verrichtingen
Prestatietoetsen
Instituut Bruikbaarheids Onderzoek Paarden (IBOP)
Stations-merrietest
De keuze van hengsten in de praktijk
Fokwaarde in de praktijk
Mogelijke werkwijze
6.10. Fokken is gokken
De taak van het stamboek
Stamboek en taak
Mogelijkheden voor de toekomst
Enkele historische begrippen uit defokkerij
Samenvatting
Met respect voor de Schepper en de schepping gaat dit boek in op de wetmatigheden die ten grondslag liggen aan de moderne populatiegenetica en de toepassing daarvan in de houderij van het Friese paard. Het Friese paard heeft een lange historie en is het enige autochtone paardenras in ons land dat nog zuiver gefokt wordt. Op deze historie wordt in het kort ingegaan, waarbij vooral de veranderingen in het gebruik van het paard centraal staan. Werd het paard vroeger vooral gebruikt voor het leger en de landbouw, later werd het een vervoermiddel voor aanzienlijke mensen en weer later diende het de mens voor recreatie in de breedste zin van het woord. In de vorige eeuw was dat vooral het ringrijden en het harddraven in combinatie met het gebruik in de landbouw, later kwamen daarvoor in de plaats het recreatief rijden, de dressuur en het tuigen. Ook in het circus lieten de Friese paarden zich niet onbetuigd: hun grote uniformiteit en bereidheid om te leren is daar niet vreemd aan. Als landbouwpaard was het Friesc paard vooral gekoppeld aan het weidebeclrijf, waar het transport een belangrijkere rol speelde dan het leveren van veel spierkracht. Voor dat laatste waren vooral de koudbloedrassen en de zwaardere warmbloedrassen bestemd.
De opkomst van de automobiel na 1900 heeft het Friese paard doen verdwijnen als transportmiddel voor de gegoede klasse. Na de tweede wereldoorlog zorgde de opkomst van de trekker ervoor dat het paard ook uit de landbouw als krachtbron verdween. Het gevolg daarvan was dat (ook) het Friese paard moeilijke tijden doormaakte in die zin dat er rond 1000 dieren over waren in de zeventiger jaren en dat het aantal leden van het stamboek navenant terugliep. Ook het stamboek werd noodlijdend en het moet aan het vertrouwen van een aantal volhoudende mensen worden toegeschreven dat het ras behouden is gebleven. De ontwikkeling in de richting van de mechanisatie bracht reeds in de zestiger jaren een behoefte teweeg aan het recreatief gebruik van het paard. Vooral het springen kwam erg in zwang, met daarnaast de dressuur. Ook het zoeken van status speelde bij het houden en gebruiken van paarden een rol. Gekscherend werden een rijzweepje en een cap op de hoedenplank van de auto een "Haags paard" genoemd. Het Friese paard profiteerde pas van deze ontwikkeling toen de generatie die begonnen was met het rijden onder de man, niet meer op het paard wilde zitten, maar er achten Toen kwam het aangespannen rijden in zwang en daar heeft het Friese paard in hoge mate van geprofiteerd. In de jaren tachtig kreeg het ras in numerieke zin de wind in de zeilen en ging het goed met dc populatie. Het geringe aantal dieren waarvan sprake was geweest, leidde uiteraard tot inteelt en dat bleek een belangrijk probleem te zijn in het ras.
De gunstige ontwikkeling van het aantal Friese paarden beperkte zich niet alleen tot Fryslân en Nederland maar gestadig vond er een mondiale ontwikkeling plaats. Het Friese paard wordt thans in meer dan 25 landen op de wereld gehouden. Voor de Europese Unie is het Fries Paarden-Stamboek aangewezen als moederstamboek en dat betekent o.a. dat de regels van het stamboek gelden voor de hele Unie. Er zijn echter tekenen die er op wijzen dat in sommige landen (bijv. Frankrijk) met lede ogen wordt aangezien dat een deel van de eigen paardenstapel wordt verdrongen door de Fries. Daardoor wordt er aangedrongen op beschermende maatregelen voor de eigen fokkerij. Het is een moeilijke taak voor de Koninklijke Vereniging "Het Friesch Paarden-Stamboek" om dit mondiale stamboek bijeen te houden en de fokkerij te leiden op een verantwoorde wijze waar mondiaal mee geope-
reerd kan worden. Daarvoor zal ook in de toekomst veel wijsheid nodig zijn.
het fokdoel is omschreven door het FPS en wordt uitvoerig in dit boek vermeld. Het gaat de fokkerij in de eerste plaats over de vraag wat men wil. Aan welke eigenschappen moet een paard voldoen, waarbij het gaat om de raskenmerken, de gebruikseigenschappen en het exterieur Het exterieur heeft weer te maken met de raskenmerken en met het gebruik. Er zou dus een relatie moeten bestaan tussen bepaalde kenmerken en het gebruiksdoel. We noemen dit nuttige of functionele schoonheid. In het kort is het fokdoel het fokken van een Fries paard dat voldoet aan de raskenmerken en met een plezierig karakter gebruikt kan worden voor tuigen, rijden onder de man en mennen.In een apart hoofdstuk word ingegaan op de achtergronden van de erfelijkheidsleer. De DNA-ketens worden behandeld als dragers van de erfelijke codes. Bij de kwalitatieve erfelijkheidsleer wordt ingegaan op de vererving van kwalitatieve eigenschappen, zoals haarkleur en een aantal erfelijke gebreken. Daarbij komen de wetten van Mendel aan de orde die laten zien dat de vererving van deze eigenschappen vrij ongecompliceerd is. Veel moeilijker is het gesteld met de kwantitatieve erfelijkheidsleer waarbij het gaat over veel meer dan één genenpaar en over eigenschappen die steeds in een zekere mate aanwezig zijn bij het individuele dier. We krijgen dan te maken met een statistische benadering, waarin zich toch een aantal wetmatigheden voordoen. Aan de hand van een voorbeeld betreffende de hoogtemaat wordt duidelijk gemaakt dat we te maken hebben met een gemiddelde en een spreiding. Duidelijk wordt dan reeds dat er zonder spreiding geen sprake kan zijn van selectie of fokkerij. Verder wordt er ingegaan op verbanden die er bestaan tussen eigenschappen. Dit gebeurt aan de hand van het verband tussen de hoogtemaat en het levend gewicht. Daarbij komen begrippen als correlatie en regressie aan de orde. Het begrip erfelijkheidsgraad wordt geïntroduceerd als het deel van de waargenomen verschillen in de populatie dat toe te schrijven is aan erfelijke factoren. Op de verschillende milieufactoren wordt ook ingegaan. Aan de hand van een voorbeeld van moeders en dochters en hun hoogtemaat worden de begrippen verduidelijkt.De middelen die ons te dienste staan in de fokkerij komen aan de orde. Na het wijzen op het belang van een goede registratie van gegevens wordt ingegaan op de betrouwbaarheid (afhankelijk van de informatiebronnen en de h2) van de gegevens en de wijze waarop ze gebruikt worden voor de fokwaardeschatting. Het begrip selectie wordt uitvoerig behandeld als methode om de verbetering van het ras tot stand te brengen. Daarbij is de invloed van de verschillende selectiewegen zeer verschillend. De selectie van hengsten en hengstenmoeders speelt een cruciale rol in de fokkerij van het Friese paard omdat selectie in de merries om gebruikspaarden te fokken zich grotendeels onttrekt aan de waarneming van de fokleiding. Door de grote vraag naar Friese paarden is er nauwelijks de mogelijkheid Om voldoende selectieverschil aan te leggen in de merries. Bij de hengsten wordt bij een goed fokbeleid het selectieverschil steeds groter.Er is een verband tussen de erfelijkheidsgraad en het selectie-effect. Het generatie-interval en het aantal eigenschappen waarop geselecteerd wordt, bepalen de vooruitgang die per Jaar geboekt kan worden. De mogelijkheden van kruisingen worden volledigheidshalve genoemd. Het fokdoel voor het Friese paard sluit het toepassen van kruisingen uit. De fokWaardeschatting op basis van de verschillende informatiebronnen en de daaraan gekoppelde betrouwbaarheid zijn kenmerkend voor de moderne veefokkerijwetenschappen. Tot (de moderne middelen worden ook de KI, de embryotransplantatie en de genetische manipulatie gerekend De erfelijke gebreken in het Friese ras worden hier ook behandeld.wendige kenmerken van een paard zonder te komen tot een beoordeling. De voor- en nadelen van dit systeem komen aan de orde. Omdat de nadruk bij het Friese paard hoort te liggen op het gebruik wordt uitvoerig ingegaan op de fokwaardeschatting voor de verrichtingen zoals die in gebruik is bij het KWPN. Daar wordt ook het lineair scoren toegepast, maar er wordt ook een goede fokwaardeschatting uitgevoerd aangaande de verrichtingcn in de vorm van een springindex en een dressuurindex. Er worden wegen geschetstom een dergelijke werkwijze ook bij het Friese paard toe te passen. Daarbij is het Centraal Onderzoek van de hengsten en de ABFP van doorslaggevende betekenis. De fokwaarde
schatting wordt duidelijk gemaakt aan de hand van het vadermodel. Bij het diermodel gelden als informatiebronnen de afstamming, de eigen prestaties in toetsen en in de sport en de prestaties van familieleden en tenslotte de nakomelingen. Geschetst wordt hoe de betrouwbaarheid van de schatting toeneemt met het aantal waarnemingen. In een aantal praktische voorbeelden wordt aangegeven hoe in de praktijk aan keuze van een hengst kan worden gedaan.Duidelijk komt naar voren hoe belangrijk het is om goede hengsten te gebruiken in de fokkerij. De selectiewegen van moederdieren voor hengsten en hengstenvaders zijn in de fokkerij verreweg het belangrijkst. Daarom wordt als belangrijkste taak van het stamboek ook gezien het voorzien van de populatie van goede kwaliteit hengsten dan wel sperma. Er worden wegen aangegeven hoe een goed programma opgezet zou kunnen worden om te komen tot een efficiënte verbetering van het ras: het HIP-HOP-HAP-systeem. Daarbij ligt het accent op het vinden van goede hengstenmoeders door de fokleiding. Hengsten maken daarbij een carrière door van proef-, wacht- en fokhengst (het PWF-systeem in navolging van de melkveehouderij).Bij dit alles is een gewichtige taak weggelegd voor het stamboek. De taken worden omschreven en toegespitst op het voorzien in goede fokhengsten. Daarvan kan de populatie dan op grote schaal profiteren, uiteraard onder vermijding van te veel inteelt, die zou kunnen leiden tot verlies aan vitaliteit en reproductievermogen.Een aantal hardnekkige begrippen die in de fokkerij gehanteerd werden en worden, komen aan de orde om ze op hun wezenlijke waarde te taxeren.Voor het gemak van de lezer is een uitvoerige begrippenlijst toegevoegd om in de tekst wegwijs te worden wanneer men een moeilijk woord tegenkomt Een aantal vragen in de tekst dwingen de lezer om zich ervan te vergewissen dat hij/zij de draad van het verhaal heeft begrepen.Tenslotte wordt verwezen naar relevante literatuur wanneer dat voor de liefhebbers van belang kan zijn.
Exemplaarnummer | Plaatscode | Uitleencategorie | Filiaal | Uitleenstatus |
---|---|---|---|---|
633.5 osin | 633.5 osin | boek | centrale | beschikbaar |