Details
InventarnummerFLM-96-021
TitelKrukzeis van metaal met houten steel gebruikt voor het maaien van gras en graan
Herstelleronbekend
BeschreibungBetreft een krukzeis met een houten steel waaraan twee handvatten bevestigd zijn. De steel heeft een achtkantige vorm en is krom. De twee rechte handvatten zijn op 45 centieterm van elkaar bevestigd in een hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar. In dit geval is het bovenste T-vormige handvat plat met taps toelopende zijkanten. Het onderste handvat is rond van vorm. De houten zeisstok is achtkantig behalve ter hoogte van de twee handvatten en ter plaatse van het zeisblad waar deze een vijfkantige doorsnede heeft. Op het zeisblad staan de letters BK, GUSSSTAL en een logo. Het zeisblad is voorzien van een metalen tong die met behulp van schroeven en een sluitring klem is gezet. Bij deze zeis is het blad met kruisschroeven bevestigd aan steel en dit is dus niet origineel.
De zeis (Fries: seine) is een landbouwwerktuig dat kan worden beschouwd als een verdere ontwikkeling van de sikkel. Een tussenvorm is de zicht. De zeis bestaat uit een lang gebogen mes, aan de binnenbocht scherp, met een scherpe punt, bevestigd aan een houten steel met twee handvatten. Men gebruikte de zeis door met een snelle zwaaiende beweging lang gras of graan te maaien, zonder dat de maaier zich daarvoor hoeft te bukken. De zeis was al bij de Romeinen bekend en heeft mogelijk al eerder bestaan. Pas in de middeleeuwen, in de twaalfde tot dertiende eeuw, kwam het werktuig weer in gebruik in West-Europa. De zeis met metalen steel en stalen mes is lichamelijk zwaarder dan de lichtere houten zeisstelen met haarscherpe zachtmetalen messen die in Oost-Europa nog wel te koop zijn (of zelfs op maat gemaakt worden). Bij de juiste techniek wordt er nauwelijks kracht gebruikt en wordt de rug rechtgehouden. Het mes wordt in een vloeiende zwaai laag over de grond bewogen, waarna een stap vooruit wordt gedaan en de beweging wordt herhaald. Ook vrouwen op leeftijd die deze techniek beheersen kunnen dit een dag volhouden. De zeis past men aan de lengte van de gebruiker aan door de stok in te korten aan de onderzijde. Vroeger waren wagenmakers ook betrokken bij het maken van zeisstokken. Zij maakten zeisstokken van essenhout en maakten deze veelal vierkant.
Men onderscheid de krukzeis (Fries: krukseine) en de pikstokzeis (Fries: pikstokseine) op grond van de twee handvatten (Fries: tollen). Bij krukzeisen zijn de handvatten recht en zijn ze in een hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar aangebracht op de zeisstok. Bij pikstokzeisen zijn de handvatten gebogen en zijn ze aan dezelfde zijde aangebracht aan de zeisstok. De oudste zeisen waren krukzeisen in casu met recht gevormde handvaten. De pikstokzeis met rond gevormde handvatten ontwikkelde men vanaf ongeveer 1918.
Wat betreft de verbinding van de handvatten aan de zeisstok onderscheidt de krukzeis zich van de pikstokzeis omdat deze bevestigd zijn met pen- en gatverbinding en geborgd met houten plugjes (kegjes). Deze verbindingen werden meestal aangebracht door de wagenmaker. De handvatten werden op vaste afstand van 56 centimeter uit elkaar aangebracht. Bij de pikstokzeis zijn deze bevestigd met behulp van doorboringen in de zeisstok en geborgd met twee houten spietjes. Bij de later ontwikkelde metalen zeisen zijn de houten handvatten om de zeisstok (zeisboom) geklemd met een slotboutje.
Aan het snijblad van de zeis is een nagenoeg haaks een metalen strip gesmeed die men de arend noemt. Het snijblad is van oudsher aan de stok verbonden met behulp van een metalen ring (Fries: bjirk). Deze ring, die is aangebracht om de onderzijde van de zeisstok, gebruikt men om de arend en daarmee het snijblad vast te klemmen aan de zeisstok. De stok is aan de onderzijde daartoe voorzien van een metalen plaatje, het zogenaamde arendplaatje. In dit arendplaatje is een vierkant gaatje aangebracht waarin precies een aan de arend gesmeed vierkant nokje past. Bij de eerste zeisen realiseerde men de bevestiging met behulp van keggen of keilen. In een later stadium realiseerde men dit met twee inbusbouten.
Aan de onderzijde is de zeis verder voorzien van een ronde metalen staaf in de vorm van een beugel (Fries: rekker). De bedoeling van deze beugel is om het gemaaide gras te verzamelen in een zogenaamde zwad (Fries: swee).
De zeis (Fries: seine) is een landbouwwerktuig dat kan worden beschouwd als een verdere ontwikkeling van de sikkel. Een tussenvorm is de zicht. De zeis bestaat uit een lang gebogen mes, aan de binnenbocht scherp, met een scherpe punt, bevestigd aan een houten steel met twee handvatten. Men gebruikte de zeis door met een snelle zwaaiende beweging lang gras of graan te maaien, zonder dat de maaier zich daarvoor hoeft te bukken. De zeis was al bij de Romeinen bekend en heeft mogelijk al eerder bestaan. Pas in de middeleeuwen, in de twaalfde tot dertiende eeuw, kwam het werktuig weer in gebruik in West-Europa. De zeis met metalen steel en stalen mes is lichamelijk zwaarder dan de lichtere houten zeisstelen met haarscherpe zachtmetalen messen die in Oost-Europa nog wel te koop zijn (of zelfs op maat gemaakt worden). Bij de juiste techniek wordt er nauwelijks kracht gebruikt en wordt de rug rechtgehouden. Het mes wordt in een vloeiende zwaai laag over de grond bewogen, waarna een stap vooruit wordt gedaan en de beweging wordt herhaald. Ook vrouwen op leeftijd die deze techniek beheersen kunnen dit een dag volhouden. De zeis past men aan de lengte van de gebruiker aan door de stok in te korten aan de onderzijde. Vroeger waren wagenmakers ook betrokken bij het maken van zeisstokken. Zij maakten zeisstokken van essenhout en maakten deze veelal vierkant.
Men onderscheid de krukzeis (Fries: krukseine) en de pikstokzeis (Fries: pikstokseine) op grond van de twee handvatten (Fries: tollen). Bij krukzeisen zijn de handvatten recht en zijn ze in een hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar aangebracht op de zeisstok. Bij pikstokzeisen zijn de handvatten gebogen en zijn ze aan dezelfde zijde aangebracht aan de zeisstok. De oudste zeisen waren krukzeisen in casu met recht gevormde handvaten. De pikstokzeis met rond gevormde handvatten ontwikkelde men vanaf ongeveer 1918.
Wat betreft de verbinding van de handvatten aan de zeisstok onderscheidt de krukzeis zich van de pikstokzeis omdat deze bevestigd zijn met pen- en gatverbinding en geborgd met houten plugjes (kegjes). Deze verbindingen werden meestal aangebracht door de wagenmaker. De handvatten werden op vaste afstand van 56 centimeter uit elkaar aangebracht. Bij de pikstokzeis zijn deze bevestigd met behulp van doorboringen in de zeisstok en geborgd met twee houten spietjes. Bij de later ontwikkelde metalen zeisen zijn de houten handvatten om de zeisstok (zeisboom) geklemd met een slotboutje.
Aan het snijblad van de zeis is een nagenoeg haaks een metalen strip gesmeed die men de arend noemt. Het snijblad is van oudsher aan de stok verbonden met behulp van een metalen ring (Fries: bjirk). Deze ring, die is aangebracht om de onderzijde van de zeisstok, gebruikt men om de arend en daarmee het snijblad vast te klemmen aan de zeisstok. De stok is aan de onderzijde daartoe voorzien van een metalen plaatje, het zogenaamde arendplaatje. In dit arendplaatje is een vierkant gaatje aangebracht waarin precies een aan de arend gesmeed vierkant nokje past. Bij de eerste zeisen realiseerde men de bevestiging met behulp van keggen of keilen. In een later stadium realiseerde men dit met twee inbusbouten.
Aan de onderzijde is de zeis verder voorzien van een ronde metalen staaf in de vorm van een beugel (Fries: rekker). De bedoeling van deze beugel is om het gemaaide gras te verzamelen in een zogenaamde zwad (Fries: swee).
Sachgruppegereedschappen
Format
hoogte: 170 cm
breedte: 67 cm
breedte: 67 cm