Details
ObjectnummerFLM-15-0077
TitelSchilderij in olieverf in lijst voorstellende aardappelproefveld in Engelum, vervaardigd door Johannes Elsinga
Vervaardiger Johannes Elsinga (schilder)
BeschrijvingBetreft een schilderij in olieverf op doek, ingelijst, met een voorstelling van een aardappelproefveld. Aan de witte bordjes is te zien dat het een proefveld betreft en niet een gewoon aardappelveld. Vlakbij staat een boerderij met daarnaast een glazen poterbewaarplaats en aan de horizon is het dorpsgezicht van Engelum weergegeven. Een vrouw loopt met een meisje langs het veld op een pad. In de verte zijn arbeiders bezig op een naastgelegen stuk land.
Het veredelen van aardappelen is in Nederland ongeveer circa 120 jaar geleden begonnen in Borger door Geert Veenhuizen. Later gevolgd in Friesland door de Friese maatschappij van Landbouw, eerst in Tzummarum (J. Koning) en later in Sumar waar meester De Vries het ras ‘Bintje’ ontwikkelde. Het werk van meester De Vries werd later voortgezet op het Kweekbedrijf van de Friese Mij te Engelum en naderhand te Metslawier.
Het veredelen van aardappels, aardappelkweken genoemd, wordt gedaan door kweekbedrijven, zoals thans in Fryslan op het Bildt door de FOBEK en in Metslawier door HZPC en door tientallen "hobby"kwekers, die gelieerd zijn aan grote kweekbedrijven. Een aardappelkweker begint de veredeling met het kiezen van twee ouders waarmee hij of zij gaat kruisen om zaad te krijgen. Dit zaad wordt in kas gezaaid, vormt een plantje met een knol. Bij bijvoorbeeld 1000 zaden, van dezelfde kruising, heeft de kweker toch 1000 totaal verschillende plantjes, dus knolletjes. Deze 1000 verschillende knolletjes vormen de basis voor de verdere selectie in de volgende circa 10 jaar. De knolletjes worden vermeerderd, worden gescreend op proefvelden en in laboratoria en in de proefkeukens. Op deze wijze worden ze ingedeeld in geschiktheid voor frites of voor koken of voor chips. Of ze worden ingedeeld naar bestemming: bijvorbeeld geschikt voor Noord Afrika of Engeland of Canada of Nederland. Elk jaar wordt er maar een klein deel bewaard en de kans is heel klein dat van de genoemde 1000 verschillende "rassen" er nog één over is na 10 jaar. Gemiddeld haalt één op de 300.000 zaden na 12 jaar de eindstreep tot een ingeschreven nieuw aardappelras.
Dit schilderij kwam in eigendom van de familie Crijns, vroeger betrokken bij de aardappelhandel en de ZPC (Zaai- en Pootgoed Central), de coöperatieve verkooporganisatie van onder andere aardappelen.
De maker van het werk Johannes Elsinga (1893-1969) volgde zijn opleiding tot schilder aan de Rijksacademie in Amsterdam, onder leiding van Nicolaas van der Waay. Ook volgde hij lessen aan de academie in Den Haag. Vanaf 1921 woonde hij weer in zijn geboorteplaats Leeuwarden. Elsinga maakte vele schildersreizen naar Noord-Afrika, Spanje, Frankrijk, Zwitserland en Engeland. Elsinga wordt wel beschouwd als een nabloeier van de Haagse School. Zijn coloriet is echter warmer, door het gebruik van veel aardkleuren en diepe roden voor toetsen en accenten.
Het veredelen van aardappelen is in Nederland ongeveer circa 120 jaar geleden begonnen in Borger door Geert Veenhuizen. Later gevolgd in Friesland door de Friese maatschappij van Landbouw, eerst in Tzummarum (J. Koning) en later in Sumar waar meester De Vries het ras ‘Bintje’ ontwikkelde. Het werk van meester De Vries werd later voortgezet op het Kweekbedrijf van de Friese Mij te Engelum en naderhand te Metslawier.
Het veredelen van aardappels, aardappelkweken genoemd, wordt gedaan door kweekbedrijven, zoals thans in Fryslan op het Bildt door de FOBEK en in Metslawier door HZPC en door tientallen "hobby"kwekers, die gelieerd zijn aan grote kweekbedrijven. Een aardappelkweker begint de veredeling met het kiezen van twee ouders waarmee hij of zij gaat kruisen om zaad te krijgen. Dit zaad wordt in kas gezaaid, vormt een plantje met een knol. Bij bijvoorbeeld 1000 zaden, van dezelfde kruising, heeft de kweker toch 1000 totaal verschillende plantjes, dus knolletjes. Deze 1000 verschillende knolletjes vormen de basis voor de verdere selectie in de volgende circa 10 jaar. De knolletjes worden vermeerderd, worden gescreend op proefvelden en in laboratoria en in de proefkeukens. Op deze wijze worden ze ingedeeld in geschiktheid voor frites of voor koken of voor chips. Of ze worden ingedeeld naar bestemming: bijvorbeeld geschikt voor Noord Afrika of Engeland of Canada of Nederland. Elk jaar wordt er maar een klein deel bewaard en de kans is heel klein dat van de genoemde 1000 verschillende "rassen" er nog één over is na 10 jaar. Gemiddeld haalt één op de 300.000 zaden na 12 jaar de eindstreep tot een ingeschreven nieuw aardappelras.
Dit schilderij kwam in eigendom van de familie Crijns, vroeger betrokken bij de aardappelhandel en de ZPC (Zaai- en Pootgoed Central), de coöperatieve verkooporganisatie van onder andere aardappelen.
De maker van het werk Johannes Elsinga (1893-1969) volgde zijn opleiding tot schilder aan de Rijksacademie in Amsterdam, onder leiding van Nicolaas van der Waay. Ook volgde hij lessen aan de academie in Den Haag. Vanaf 1921 woonde hij weer in zijn geboorteplaats Leeuwarden. Elsinga maakte vele schildersreizen naar Noord-Afrika, Spanje, Frankrijk, Zwitserland en Engeland. Elsinga wordt wel beschouwd als een nabloeier van de Haagse School. Zijn coloriet is echter warmer, door het gebruik van veel aardkleuren en diepe roden voor toetsen en accenten.
Datum 1950 - 1950
Objectnaamschilderij
Objectcategorieafbeeldingen
Techniekgeschilderd
Formaat
hoogte: 62 cm
breedte: 82 cm
diepte: 6.5 cm
breedte: 82 cm
diepte: 6.5 cm